Kabouter


Bij een paddestoel behoort onverbrekelijk een kabouter, vandaar dit ontwerp voor een windzak, zodat ze bij elkaar kunnen vliegen.

Benodigd materiaal en opbouw
Breng met behulp van de hulplijnen een ruitjespatroon over de tekening aan. 1 vakje hierbij is een vakje met zijden van 10 cm. Breng zo de teke- ning over op een model op ware grootte. De windzak bestaat uit één in elkaar genaaide lap stof, waarin het motief verwerkt is. Het samengesteld oppervlak is 1,50 x 1,50 m. Als je later de lap rondvouwt ontstaat de windzak. Hij is 1,45 m hoog en heeft een doorsnede van ± 48 cm. Aan de neuszijde ( A tot en met F) moet 3 cm extra stofruimte worden genomen voor een tunneltje om de neusopening open te houden met een glasfibertje (2 mm) van ± 90 cm. De staartzijde krijgt 1 cm extra als zoom. De aan elkaar te stikken lijnen A tot en met F voorzien we van een extra zoomruimte van 1 cm. We stikken nu de naast elkaar liggende lijnen aan elkaar, te weten: B op B, C op C, D op D, E op E en F op F. Nu stikken we aan de neuszijde tussen A en A het tunneltje, waarin het 2 mm glasfiberstaafje past. Hierna brengen we zonder de tunnel te doorstikken, op de punten A tot en met F een lusje aan, waaraan later de toomfijntjes komen. Tenslotte sluiten we de windzak door A op A te stikken. Bij A houden we een opening om het fibertje er in te schuiven. Beide uiteinden met een busje aan elkaar koppelen. De toomfijntjes zijn in 2 groepjes van 3 toomlijntjes bij elkaar gehouden. Ze komen op enige onderlinge afstand in de vliegerlijn, zodat de kabouter niet gaat draaien en de voorkant naar beneden gericht blijft. De staartzijde wordt omgezoomd. De uitstroomopening is ± 10 cm. Zoals je op de foto kunt zien heb ik bij de vrouwelijke kabouter enige fantasie laten werken.