(1997/4) De 'Circoflex' is een vlieger in de
vorm van een ring, die bestaat uit
een strook materiaal van 750 x 50
cm (of 1000 x 60 cm). Een zoom
van 2 cm vooraan bevat de enige
constructie, een gewikkeld fiberglas
ring ( 3 of 4 lengtes van 250 cm)
van in totaal 750 of 1000 cm, 3 of
3.6 mm in doorsnee. In een zoom
aan de achterkant van de vlieger is
een 2 mm dik koord opgenomen dat
ongeveer 20 cm korter wordt gemaakt
dan de fiberring aan de voorkant
van de vlieger. De 'Circoflex'
heeft 12 toomtouwen op de uren
van de klok. De bovenste 7 toomtouwen
(9,10,11,12,1,2,3 uur) komen
bijelkaar aan een toomring. De
onderste 5 toomtouwen (4,5,6,7,8
uur), aan een aparte toomring, worden
met een kort touw (ongeveer 20
cm) verbonden aan de toomring van
de bovenste toomtouwen. Een derde
verschuifbare ring aan het touw van
20 cm geeft de mogelijkheid om de
toom verder af te stellen. De 'Circoflex'
vliegt bij een windkracht van
l tot 5 Beaufort, afhankelijk van het
gebruikte materiaal.
De experimentele versie
van de 'Circoflex'.
Hoe een windsock als een vlieger op
te laten. In 1992 moest een windzak
gedurende enkele dagen worden
opgelaten op een strekdam bij een
brug midden in een grote rivier. De
vlieger of de windzak raakte enkele
malen in de sterke stroom van de
rivier. Dit motiveerde om te experimenteren
met toomsystemen en
profielen om een windzak als zelfstandige
vlieger op te laten. De
windzak was niet traditioneel in een
conusvorm gemaakt omdat die vorm
geen stijgkracht heeft. De windzak
had de vorm van een buis met een
omtrek van 6 meter en 7 meter lang
met een fiber ring in een zoom bij
de opening en een koord in de zoom
aan de achterkant. Dit touw was
zo'n 20 a 30 cm korter dan de 6
meter omtrek. Deze windzak is zelfstandig
vliegend gemaakt.
Om de invloed van omtrek en lengte
te testen is een exemplaar gemaakt
van 8 meter omtrek en een lengte
van 4.5 meter, de 'Circotube'. Deze
verhouding bleek zelfs nog beter te
vliegen dan de langere uitvoering.
Dit was het startpunt om het experiment
met de variatie in lengte en
omtrek verder door te voeren. De
experimentele versies van de 'Circoflex',
het kortere ringvormige
model van de 'Circotube', zijn gemaakt
van high density plastic of
mylarfolie. De twaalf toomtouwen
worden in de uitvoering van getaped
of gesealed plastic of mylar om de
fiberring geknoopt, zodat de winddruk/trekkracht
op het materiaal
wordt verdeeld over de fiberring.
De eerste stap was het inkorten van
de 4.5 meter versie van de 'Circotube'
in een versie van 1.5 meter
Daarna volgden versies van 1.20,
1.00, 0.80 en uiteindelijk 0.60 en
0.50 meter. Op deze manier ontstond
uiteindelijk een versie met een
uitgebalanceerde esthetische verhouding
van 750 cm omtrek en 50 cm
lengte en 1000 cm omtrek en 60 cm
lengte (750/50 en 1000/60). Maar
zelfs een versie met een minimale
oppervlakte van slechts 35 cm lengte
en 750 cm omtrek is vliegend gemaakt.
Constructie.
De enige constructie die nodig is om
de 'Circoflex' vliegend te krijgen is
een ring van versterkt fiber van 3 of
3.6 mm die in geval van plastic
mylar uitvoering in elkaar blijven
maar die voor transport drie- of
vierdubbel wordt gevouwen. De
afmeting wordt dan een ring van
250 cm omtrek dus ongeveer 80 cm
doorsnee. Voor meer wind en voor
grotere exemplaren lijkt koolstof een
geschikte constructie.
Achteraan de ring is een ander onderdeel
van de 'constructie' een
koord van 2 mm dikte in een zoom
van 2 a 2.5 cm en ongeveer 20 cm
korter dan de fiberring. Dit heeft tot
gevolg dat de windstroom in de ring
zich versnelt en dus de druk oploopt
waardoor het materiaal wordt opgeblazen
tot een cirkelvorm.
Het toompunt waar de toomtouwen
tezamen komen zit op 1/4 op de
middellijn van de cirkel van onder.
Daarom is een gewicht nodig om te
voorkomen dat de 'Circoflex' opzij
draait. Het gewicht kan loodveter
zijn dat wordt gebruikt in vitrage.
Een mylarring van 750 en 1000 cm
heeft ongeveer 35 gram nodig.
Loodveter is in verschillende gewichten
verkrijgbaar onder andere
van 35 gram per meter. Het midden
van het gewicht komt dus bij het
onderste punt van de 'Circoflex' te
liggen (op 6 uur, kloktijd), zodat
vanaf dit punt van 6 uur naar beide
kanten 50 cm loodband ligt. De
loodveter kan in een smalle strook
nylon worden geschoven en vastgestikt.
De loodveter moet parallel aan
de achterste zoom op een afstand
van 8 a 10 cm worden vastgestikt.
Een deelbare rits, die op 6 uur van
de voorste tot en met de achterste
zoom de stof in tweeën deelt is een
oplossing wanneer men de fiber/koolstof
ring voor het makkelijk
vervoeren uit de ring wil halen. Bij
koolstofstaf is dit zelfs noodzakelijk
omdat anders de stok van 10 meter,
die niet zo buigzaam is, moeilijk in
de rondgestikte zoom te schuiven is.
Aan de uiteinden kan aan beide
zijden van de rits bij de voorzoom
en de achterzoom een D-ring worden
gestikt. De strook nylon kan dan
met vier haringen worden vastgezet
in de grond. De koolstofstok van 10
meter kan er dan worden ingeschoven.
Twee haringen worden losgehaakt
en met dat uiteinde wordt
naar de haringen gelopen waar het
andere uiteinde aan vastzit. Vervolgens
wordt dan de koolstofstok in
het verbindingsbuisje gestoken,
wordt de rits dicht getrokken en de
'Circoflex' is rond.
Toomtouwen.
De twaalf toompunten zijn evenredig
over de ring verdeeld als de uren
van de klok op de wijzerplaat. Dit
vergemakkelijkt ook de communicatie
over het bijstellen van de toom.
Wanneer de toomtouwen in geval
van plastic of mylar direct aan het
fiber worden vastgeknoopt moet de
voorzoom zo smal mogelijk zijn. Via
de openingen waar het touw aan de
ring wordt vastgeknoopt kan wind
de zoom opblazen. Ook dit heeft
een nadelig effect op de vliegkarakteristieken
van de 'Circoflex'.
Bij het te stikken materiaal worden
de twaalf toomtouwen vastgemaakt
aan lussen van smal nylonband dat
eerst op de voorzoom van de te
stikken materialen wordt vastgenaaid
alvorens de zoom wordt dichtgestikt.
Deze lussen moeten strak tegen de
zoom aanliggen aan de binnenzijde,
omdat anders de stof van de ring
kan vervormen. De voorzoom moet
nooit veel ruimer zijn dan de dikte
van de verbindingsbuisjes die de
koolstof- of fiberstaven aan elkaar
koppelen. Bij een te ruime zoom
ontstaat vooraan een trechtervorm
die nadelig werkt op het stijgvermogen.
Dacronband wordt afgeraden
omdat dit een andere rek heeft dan
het spinnakerdoek en bovendien het
zwaartepunt naar voren verplaatst
door zijn gewicht. Een andere mogelijkheid
om de toomtouwen te bevestigen
is om een l a 1.5 mm
koord van 750 of 1000 cm, afhankelijk
van het formaat, aan de binnenkant
van de zoom met een rechte
steek vast te stikken (sterker) of een
zig-zagsteek. Door de nylonstof heen
kunnen achter dit koord langs met
een naald de toomtouwen worden
doorgeregen en worden vastgeknoopt.
De toomtouwen van
9,10,11,12,1,2,3 uur moeten aan een
kleine toomring worden bevestigd.
De toomtouwen van 4,5,6,7,8 moeten
aan een tweede toomring worden
vastgeknoopt. Een touwtje van
20 a 30 cm verbindt deze twee
toomringen. Een derde toomring aan
dit touwtje maakt bijstellen van de
toom mogelijk.
De lengtes van de toomtouwen staan
in de bijgevoegde tabellen.
Een vuistregel: wanneer de
'Circoflex' de neiging heeft om naar
links te draaien moet het toomtouw
aan de tegenover liggende zijde
worden bijgesteld. Voor stabiliteit
moet de 'Circoflex' rond zijn.
Onze Belgische vliegervrienden
hebben geëxperimenteerd met een
bijstelling van het koord in de achterzoom.
Het touw wordt boven in
de zoom vastgestikt of geknoopt.
Hierdoor ontstaat een linker- en
rechterhelft die onafhankelijk van
elkaar zijn af te stellen. Hierdoor
kan naar links en rechts trekken
worden bijgeregeld. Het blijft echter
zaak om de toming exact te doen en
deze zodanig bij te stellen dat de
vlieger goed rond is. Een niet ronde
'Circoflex' trekt scheef.
In geval van een constructie met een
rits, waarbij de fiber- of koolstofstokken
uit de zoom worden geschoven,
moet rekening worden gehouden
dat de toomdraden niet op alle
punten vast kunnen blijven zitten. Er
kan dan gewerkt worden met groepen
tomen aan verschillende ringen
die later met wartels aan elkaar
worden verbonden. Of de toom
wordt in zijn geheel verwijderd door
gebruik te maken van twaalf wartels
die aan lussen aan de ring worden
gekoppeld.
Bekledingsmaterialen.
Wanneer de toomtouwen direct aan
de fiberring worden geknoopt kan
plastic worden toegepast. Het beste
is HD, High Density, 'knisperplastic'
in plaats van LD, Low Density
'huisvuilzakkenplastic' of polyester
f olie/mylar (Dupont-merknaam). De
druk op het materiaal wordt gelijkelijk
verdeeld over de cirkel.
De plastics en folie's kunnen worden
geplakt met tape, gelijmd met (Bison)-tixlijm
of gesealed. Sealen van
HD plastic is mogelijk door twee
lagen op elkaar te leggen, patroonpapier
er overheen en met een lichte
soldeerbout langs karton de lagen
aan elkaar te sealen.
Ander, te stikken materiaal zoals
tyvek, nylon, ripstopnylon en polyester
kunnen eveneens worden toegepast.
Voor gemakkelijker transport
en montage kan een rits van de
voor- tot de achterzoom worden
gebruikt (zie boven). Experimenten
met andersoortige stoffen, die iets
van de winddruk doorlaten, hebben
uitgewezen dat voor een goed resultaat
de stof winddicht moet zijn.
Patronen en speciale ontwerpen.
De simpele mylar uitvoering (reddingsdeken,
kampeerspeciaalzaak of
ANWB of decoratiematerialenzaak)
roept bij passanten veel vraagtekens
op omdat het een stalen ring lijkt die
de zon weerkaatst en van ver te zien
is. Zeker als de toom en vliegerlijn
van nauwelijks zichtbaar dun touw
is.
Zoals bij de meeste vliegers komt de
vorm het beste uit wanneer grote
patronen worden gebruikt met
slechts twee a drie contrasterende
kleuren. Esher patronen, Mondriaan,
Indiaanse en Afrikaanse simpele
grafische ontwerpen kunnen worden
toegepast. Voor nachtvliegeren zijn
speciale 'Circoflexen'gebouwd. Bijvoorbeeld
een versie met 30 led'lampjes'
met 9 verlichtingsprogramma's
en een exemplaar met reflectiemateriaal
en 100 reflecterende stroken
aan de achterkant.
Verdere experimenten.
De 'Circoflex' kan vergroot worden.
Momenteel wordt een versie van 24
meter omtrek gebouwd. Een probleem
bij schaalvergroting is het
fiber of koolstofmateriaal voor de
ruig. Koolstof kan niet goed tegen
de plotselinge doorbuigingen van het
materiaal bij het oplaten en landen.
Fiber kan in de lengte splijten.
De 'Circoflex' kan gekoppeld worden
gevlogen door de toomring van
de ene vlieger met de toomring van
de volgende te verbinden met een
touw van ongeveer drie meter.
Een kleinere 'Circoflex' kan worden
gebouwd binnen in een grotere door
de kleinere ring te verbinden aan
twaalf touwen die van de lussen
naar een ring in het middelpunt van
de cirkel lopen. De toom van de
grootste ring wordt dan als bevestigingspunt
gebruikt.
Miniringen van zijdevloeipapier van
een strook van 40 cm bij 7 cm met
glasvezel als constructiemateriaal,
vliegen ook indoor aan een toom die
alleen boven en onder is vastgeknoopt
(tip Ton Vinken).
'Circoflexen' kunnen onderling verbonden
worden en met multiple
tomen worden gevlogen.
In een 'Circoflex' met koolstofring
kunnen twee schuine systemen van
touwen naar het midden worden
gespannen naar twee ringen in het
middelpunt, analoog aan de spaken
van een fiets. Deze ringen worden
vervolgens gemonteerd op een stok
of aluminiumbuis die fungeert als as
tfoor draaiende objecten.
commentaar op circoflex
Harm van Veen was bereid zijn
aerodynamische visie te geven op de
CIRCOFLEX, hetgeen zowel de ontwerpers
van de CIRCOFLEX, als de
redactie zeer op prijs stellen.
Red.
In een der laatste jaren van deze
eeuw werd door het duo Ton Oostveen
en Helmut Schiefer nog een
zeer opmerkelijke vernieuwing aan
de rijke ontwikkelingen in de recente
vliegerrenaissance toegevoegd. De
Circoflex is als ontwerp daarom zo
bijzonder, omdat hij zowel esthetisch
als qua technisch ontwerp tegelijk
verbluffend eenvoudig en wezenlijk
nieuw is. Alle voorgaande pogingen
om min of meer ringvormige of
cilindrische vliegers te verwezenlijken
zijn daardoor in één klap glansrijk
voorbij gestreefd.
Verschillende vliegeraars uit binnenen
buitenland, getroffen door deze
wel zeer aparte vlieger met zijn
monumentale aanblik, verzuchtten
met onverholen spijt: "Waarom ben
ik niet op dat idee gekomen?" Ik
moet erkennen dat dit ook mij overkwam.
Is het toeval dat het vliegerwereldje
door dit tweetal ontwerpers
zo opvallend kon worden verrast? Ik
meen van niet. Ik ken Ton en Helmut
al vele jaren en weet dat zij
zo'n twintig jaar geleden in Nederland
al tot de vliegeraars van het
eerste uur behoorden. Daarmee
bedoel ik dat ze toen al ervaren
prominenten waren die meer dan
gewone vliegers oplieten. Het kan
geen toeval zijn dat juist mensen die
het vliegeren tot in de toppen van
hun vingers kennen en aanvoelen en
bovendien een duidelijk creatieve
instelling bezitten, een dergelijk
succes bereiken. En al was de voorbereiding
tot de Circoflex verrassend
kort, toch is er hard, systematisch en
in goede samenwerking naar toe
gewerkt. Een verdiend succes dus.
Graag wil ik nog even ingaan op de
aerodynamische bijzonderheid van
de Circoflex. Hij vormt namelijk achteraf
- een aardige bevestiging
van de voorwaarden voor vliegerstabiliteit
die ik elders uitvoeriger heb
uitgewerkt. Die komen neer op een
bepaalde onderlinge rangschikking
van enige belangrijke punten in het
vliegersysteem, samen met de voorwaarde
dat het vliegergewicht door
de massa van de omringende lucht
moet worden overtroffen; hoe meer
hoe beter. Onder "de omringende
lucht" moet dan zo ongeveer worden
verstaan: Een zeker hoog percentage
van de luchtmassa die onder invloed
van de vlieger omlaaggericht wordt
versneld.
Wat die laatste voorwaarde betreft,
het zal, gegeven de constructie,
duidelijk zijn dat deze vlieger in
verhouding tot zijn omvang zeer
licht is. (Elke vlieger wordt stabieler
als het lukt, hem met behoud van de
vereiste vormvastheid lichter te
maken). Tot zover is het ontwerp
met het correcte toomsysteem wel
knap, maar niet bijzonder. Dat bijzondere
zit in twee dingen: Het
eerste is, dat op even vernuftige als
eenvoudige wijze het drukpunt - in
de windrichting - naar boven werd
geschoven. Dat gebeurt met een
dunne draad door de achterzoom
van de ring. Die draad kan gemakkelijk
op de juiste lengte worden
gesteld; iets minder dan de ring zelf.
Het effect hiervan is vergelijkbaar
met een "schort" of franje aan de
achterrand van een delta maar dan
nog doeltreffender omdat nu de
bovenste ringhelft meer wind vangt.
Het tweede middel tot stabiliteitsverhoging
dat bijzonder mag heten,
wordt zelden bij vliegers toegepast,
wel eens bij buisvormige windzakken
als ze niet mogen draaien, bijvoorbeeld
in verband met letters
erop. Het is een stukje ballast in het
onderhangende deel van de ring.
Dat was nodig om het zwaartepunt
van de ring excentrisch te maken.
Anders zou hij om zijn lengteas
gaan draaien. Door deze verschuivingen
van zowel drukpunt als
zwaartepunt komen die beide op de
plaats waar ze bij elke goede vlieger
horen te zitten en dat alles zonder
uiterlijk zichtbare toevoegingen!
Ik heb vorig jaar in Dieppe ruim
een uur met een "Helmuton-ring"
mogen vliegeren en ben er sindsdien
weg van.
|